Daniël Debunkt

Dagelijkse debunks over COVID-19

Dick Bijl: balk en splinter

Gepubliceerd op 12-08-2022 en laatst gewijzigd op 17-08-2022 <!– door Daniël Tuijnman –>

Dick Bijl doet precies die dingen waar hij anderen van beschuldigt

Er is al het een en ander geschreven over Dick Bijls laatste blogpost, van 8 augustus, onder andere door Mathijs Binkhorst, Chi Lueng Chiu, Marc Veldhoen en Dieles Stolk, dus ik probeer te vermijden al te diep in te gaan op dingen die daar al besproken zijn. Wat mij opvalt als rode draad door Bijls schotschrift is dat hij wel de splinter in andermans oog ziet, maar niet de balk in zijn eigen oog.

Opruiing

Dick Bijl begint zijn blogpost met het beschuldigen van een collega huisarts, Bernard Leenstra, van het verspreiden van desinformatie, terwijl Leenstra bij zijn publicaties zich keurig beroept op peer-reviewed artikelen uit hoog aangeschreven tijdschriften. Zijn beschuldigingen aan het adres van Leenstra, zoals “Hij beperkt zich tot koppensnellen” en “Leenstra is een trol” zijn ronduit lasterlijk, en, gezien de voorgeschiedenis dat Leenstra al eens bedreigd is, zijn deze uitlatingen in mijn ogen het ophitsen van zijn aanhangers tot een herhaling daarvan.

Kwaliteit studies

Vervolgens trekt Bijl van leer tegen de kwaliteit van de studies die Leenstra aandraagt, maar zet er zelf niets beters tegenover. Bijl schrijft:

We zijn anderhalf jaar verder, schrijft Leenstra, maar hij selecteert onderzoeken van onder meer september 2021

en dan verwacht je toch dat Bijl een recenter onderzoek uit de kast zou trekken. Maar nee hoor, de twee onderzoeken die Bijl aan het eind van zijn blogpost aandraagt zijn allebei analyses van de fase 3-trials van de vaccinproducenten uit 2020. Bijl schrijft ook:

Dit onderzoek is een retrospectief cohortonderzoek, een van de laagste categorieën van observationeel onderzoek

maar als je kijkt naar de piramide die hij in een eerdere blogpost als illustratie had bijgevoegd:

dan blijkt dat reuze mee te vallen: cohortonderzoek staat net één treetje lager dan gerandomiseerd onderzoek.

Sterker nog: cohortonderzoek is (buiten meta-analyses) het hoogst haalbare op het moment dat een vaccin (of ander medicijn) al op de markt toegelaten is. Als je op dat moment namelijk een gerandomiseerd onderzoek zou houden, met een interventiegroep die het vaccin krijgt en een controlegroep die een placebo krijgt, dan zou je de controlegroep een vaccin onthouden waarvan je al weet dat het effectief is. Dat is onethisch en zo’n onderzoeksopzet zou nooit goedgekeurd worden door een medisch-ethische commissie. En Dick Bijl weet dat maar al te goed.

Kortom, als je recente gegevens wilt hebben over veiligheid of effectiviteit van de COVID-vaccins, dan ben je aangewezen op cohort-studies, en Leenstra doet daarmee niets mis.

Bijl probeert het ook nog te doen voorkomen alsof deze studie uit september 2021 zou bewijzen dat de COVID-vaccins niet veilig zijn door te citeren:

The vaccine was associated with an excess risk of myocarditis (1 to 5 events per 100,000 persons)

Je zou haast denken dat Bijl onder een steen geleefd heeft, want de EMA schreef hierover al in juli 2021 en heeft deze bijwerking in de bijsluiter laten opnemen:

The Committee is therefore recommending listing myocarditis and pericarditis as new side effects in the product information for these vaccines, together with a warning to raise awareness among healthcare professionals and people taking these vaccines.

Dat een vaccin veilig is, wil niet zeggen dat het geheel zonder bijwerkingen is; geen enkel medicijn is dat. Het lijkt er sterk op dat Bijl daarin een stropop wil optrekken.

Hierbij moet ook nog opgemerkt worden dat een dergelijk zeldzame bijwerking onmogelijk gevonden kan worden in een fase 3-trial, zelfs niet een trial dat zo groot is als dat van Pfizer/BioNTech, met 44.000 deelnemers in totaal; dan ben je blij als je een bijwerking die in 1 op 10.000 gevallen voorkomt, vindt.

Peter Doshi

Bijls tegenargumenten bestaan eruit dat hij naar twee artikelen refereert en op basis daarvan claimt dat er sprake zou zijn van een rammelende onderzoeksopzet, bij de trials van de vaccinproducenten. Beide artikelen zijn preprints, ze zijn dus nog niet gepeer-reviewed, en alleen al daarom van beduidend mindere zeggingskracht dan de artikelen die Leenstra aanhaalt.

Ik vind het een heel raar argument om achteraf te klagen dat een trial niet zou hebben gedeugd, terwijl het vaccin in de praktijk al een paar miljard maal gebruikt is en er geen noemenswaardige bijwerkingen opgetreden zijn. Het feit dat een zeldzame bijwerking als myocarditis en pericarditis in de praktijk gevonden is, bevestigt ook dat er geen vaker voorkomende bijwerkingen gemist zijn tijdens de trials.

Het eerste artikel dat Bijl hiertoe aanhaalt is de preprint van Doshi, “Serious Adverse Events of Special Interest Following mRNA Vaccination in Randomized Trials” waar ik al eerder over schreef in mijn blogpost over Vingerhoets. De manier waarop deze auteurs de data analyseren kan gerust sjoemelen genoemd worden.

Non-specific effects

Het tweede artikel dat Bijl aanhaalt is ook een preprint, van Christine Stabell Benn e.a., “Randomised Clinical Trials of COVID-19 Vaccines: Do Adenovirus-Vector Vaccines Have Beneficial Non-Specific Effects?”. De auteurs vergelijken hierbij het aantal niet-COVID-overlijdens in de fase 3-trials van de RNA-vaccins van Pfizer/BioNTech, Moderna en Curevac, tegenover de overlijdens in de fase 3-trials van de vectorvaccins van AstraZeneca, Janssen en Gam-COVID-Vac. Ze concluderen dat de vectorvaccins hierbij beter presteren en suggereren dat dit zou komen door zogenaamde non-specific effects, en suggereren dat er als follow-up een gerandomiseerd onderzoek zou moeten komen waarin RNA-vaccins het opnemen tegen vectorvaccins in één onderzoek, om te zien of deze hypothese klopt.

Het is heel raar dat Bijl hiermee aan komt zetten onder het kopje “Rammelende onderzoeksopzet”. Elk vaccin krijgt een toelating op grond van de eigen merites. Pas daarna zou het aan de orde zijn om twee vaccins tegen elkaar te vergelijken om te kijken welke beter is, en als het op non-specific effects aankomt zou dat ook nog per land kunnen verschillen.

Wat zijn non-specific effects

Non-specific effects (NSEs) zijn alle effecten op de gezondheid die een vaccin heeft en die niet te maken hebben met het voorkomen van de ziekte waartegen het vaccin bedoeld is. Onderzoek naar NSEs is vooral een Deens stokpaardje, en dan met name van Christine Stabell Benn en Peter Aaby, de laatste auteur van deze preprint.

Geschiedenis van onderzoek naar NSEs

Aaby heeft vanaf de jaren 1980 in Guinee-Bissau gewerkt als ontwikkelingswerker en merkte daar aanvankelijk dat kinderen die een DKT-prik kregen (tegen difterie, kinkhoest en tetanus), een hogere sterfte kenden aan niet-DKT-oorzaken dan kinderen die geen DKT-prik kregen. De DKT-prik zou dus negatieve NSEs hebben. De BCG-prik (tegen tuberculose) daarentegen had, volgens onderzoek van Aaby, positieve NSEs en ging sterfte aan andere oorzaken tegen.

Stabell Benn en Aaby zijn er vast van overtuigd dat NSEs bestaan, en dat er een tweedeling is: levend-verzwakte vaccins zoals BCG (tuberculose), het mazelenvaccin en het oraal poliovaccin hebben positieve NSEs, terwijl inactieve vaccins zoals de DKT-cocktail, negatieve NSEs hebben.

In 2014 concludeerde echter de Strategic Advisory Group of Experts van de WHO, na een review van de literatuur:

SAGE concluded that the findings from the immunological systematic review neither exclude nor confirm the possibility of beneficial or deleterious non-specific immunological effects of the vaccines under study on all-cause mortality.

en adviseerde dat onderzoek naar NSEs geen prioriteit had. Een recentere review van de literatuur is in 2017 ondernomen door Pollard e.a. (download van de Universiteit Oxford). Pollard komt ook tot de conclusie dat het bewijs voor het optreden van NSEs dun is. Alleen in het geval van BCG komt hij tot een positieve conclusie. Bij mazelen komt hij ook tot een positief effect, maar dit kan ook het gevolg ervan zijn dat een mazeleninfectie het immuunsysteem voor langere tijd onderdrukt, iets wat sinds Pollards artikel ook bevestigd is.

Een andere complicatie bij het onderzoek naar NSEs is de setting. Alle onderzoeken die NSEs laten zien komen uit ontwikkelingslanden met hoge kindersterfte:

It seems less likely that there are profound NSE associated with BCG vaccination in low mortality settings: in a recent RCT in Denmark, no reductions in hospitalisation for somatic acquired disease or parent-reported infection was documented in the first year of life amongst those who were randomised to receive BCG when compared with controls.

Kortom, het is weliswaar plausibel dat vaccins non-specific effects hebben, maar het komt in onderzoek tot dus ver niet goed uit de verf, en in eerste-wereldlanden met lage kindersterfte zijn NSEs nauwelijks tot niet meetbaar. Ook is het nog niet echt duidelijk wat voor mechanismen hieraan ten grondslag zouden liggen.

Terug naar de preprint

Als we na deze introductie op het gebied van NSEs terugkeren bij de preprint van Stabell Benn e.a., dan zien we dat ze speculeren dat vectorvaccins op basis van adenovirussen het immuunsysteem net zo prikkelen als levend-verzwakte vaccins, versus RNA-vaccins net zoals inactieve vaccins. Zonder een duidelijk mechanisme is dat echter niet meer dan speculatie.

In hun conclusie schrijven de auteurs:

Ironically, the rich countries in Europe and USA have emphasized the more expensive mRNA vaccines because these vaccines have slightly better short-term vaccine efficacy against COVID-19 than the relatively inexpensive adenovirus-vector vaccines, and due to the detection of a rare blood clotting disorder associated with the adenovirus-vector vaccines.

Het ironische hier is vooral deze opmerking. We hebben hierboven gezien dat NSEs nauwelijks zichtbaar zijn in onderzoeken in eerste-wereldlanden. Een land als Nederland of de VS zal dus ook niet echt geïnteresseerd zijn om een onderzoek naar NSEs te doen tussen RNA-vaccins en vectorvaccins, aangezien het specifieke effect van RNA-vaccins duidelijk superieur is.

Aan de rechter

Bijl eindigt dit hoofdstukje met de omineuze woorden:

Bij De Nieuwe Wereld heb ik deze onderzoeken besproken en ook verteld dat advocaten al bezig zijn processen voor te bereiden tegen fabrikanten. Uiteindelijk zal de Amerikaanse rechter bepalen of en hoezeer de wereld is misleid door de industrie en overheden.

Zoals we net gezien hebben, is het issue van non-specific effects geen kwestie van misleiding. Denkt Bijl werkelijk dat het gemanipuleerde werk van Doshi enig bewijs is voor misleiding?

We kunnen hier concluderen dat het vooral Bijl is die in deze blogpost aan misleiding doet, en niet Pfizer, of Bernard Leenstra, en dat het Bijl is die een gevaar is voor de patiënten die graag luisteren naar “een ander geluid”.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *